HomeActueelGastspreker in de klas

Gastspreker in de klas

03 april 2023
Afgelopen week kwam wel een hele bijzondere gastspreker in de klas. Annerose Büchel van Steenbergen kwam vertellen over de oorlogstijd van haar vader Dick Büchel van Steenbergen, in 1920 in Nederlands Indië geboren, die diende bij het KNIL. In 1942 werd hij door de Japanners krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar een concentratiekamp. Samen met honderden lotgenoten werd hij per schip op transport gezet naar Japan. In Japan werd Dick ingezet als dwangarbeider om de oorlogsindustrie draaiende te houden. Hij werkte onder erbarmelijke omstandigheden op de Mitsubishi-scheepswerf in Nagasaki. Op 9 augustus 1945 overleeft hij als door een wonder de atoombomaanslag.

De kinderen waren zichtbaar onder de indruk, het merendeel hing de hele tijd aan Annerose's lippen en stelden prachtige vragen na afloop! 


Verslag van twee leerlingen:
"Gastspreker over haar vader in de oorlog

Gisteren moesten we een blad invullen met vragen. De volgende dag kwam ze binnen en ze had een kaars aangedaan met de geur van een Indische jasmijn. Sommige mensen vonden het raar ruiken en sommige lekker. Ze had een oude kaart van Indonesië, ze had ook nog oude foto´s van haar familie en nog oude spullen van het Jappenkamp. 

Ze begon met vertellen over dat haar vader een heel groot huis had en een goede baan. Ze vertelde dat hij drie broers had en dat hij later luchtfotograaf werd. Hij had een fijn leven totdat op 9 maart 1942, Japan, Nederlands-Indië binnenviel. Toen de strijd afgelopen was en Nederlands-Indië zich overgaf, ging hij terug naar huis. Toen hoorde hij dat alle mensen boven de 18 jaar zich moesten melden. Als hij dat niet deed dan zouden de Japanners zijn familie vermoorden. Dus ging hij zich melden met zijn twee broers. Zijn moeder zei nog: ”Pas goed op Puk, want hij is nog jong”.

Ze gingen zich melden. Daarna werden ze in een kamp geplaatst. Een week later waren drie mensen ontsnapt uit het kamp. Ze werden gevonden en weer opgepakt. Om te laten zien dat je niet moest ontsnappen, bonden ze de opgepakte gevangen aan het prikkeldraad en moest iedereen om de drie heen staan toekijken, hoe de Japanners ze met bajonetten staken tot ze dood waren. De dode lichamen hingen daar nog een paar weken, om aan je te laten zien wat er gebeurt met je, als je ontsnapt.  

Ze zaten nog een maand in het kamp, twee weken later werd hij weer op transport gezet naar Singapore.  Ze gingen nu met de boot, waar het heel krap was. Twee weken lang zat hij vast op die boot. Veel mensen stierven op de boot van de kou en van de honger.  Eenmaal aangekomen keek hij zijn ogen uit naar de mooie natuur en het warme klimaat. Toen ze weer in het kamp vastzaten, kwam hij zijn jongere broertje Puk tegen. Hij was te werk gesteld in te keuken. Ze waren beide heel blij dat ze elkaar weer zagen. Maar het was van korte duur. Hij moest snel doorlopen van de bewakers. Hij werd te werk gesteld bij de smid. De smid was heel streng, maar minder streng dan de bewakers in het kamp waar hij nu zat. Als hij iets fout deed dan kreeg hij een klap in zijn gezicht. Als hij het goed deed kreeg hij soms goedkeurende knikjes. Het was bij de smid wel beter, het was warmer en er waren soms nog wat restjes over om te eten.

Na drie weken werd hij weer op transport gezet, nu naar Luigi. Hij ging weer met de boot, maar dit keer met een hell-ship. Hij sliep met een andere man op 60 bij 170 cm. Er stierven veel mensen op de boot. Ook de man naast hem stierf. Hij moest met iemand anders de man in zee gooien. Zonder enig respect. De Japanners lachten nog toen hij in zee viel. Daarna moest hij weer terug naar zijn plek. Toen er weer rijst kwam sprak hij zijn noodrantsoen aan en deed een beetje suiker in zijn rijst. Eenmaal aangekomen, moest hij meteen weer op transport naar Nagasaki.

Hij werd te werk gesteld in de fabriek bij het scheepswerf. Daar kreeg hij nummer 49. Hij zag dat er steeds vaker Amerikaanse vliegtuigen overvlogen. Elke keer moest hij de schuilkelder in. De schuilkelders waren gemaakt van dun beton, dus ze werkten niet heel goed. Op een dag was hij aan het werk in de fabriek, opeens zag hij iets weerkaatsen, hoog in de lucht. Hij zag dat iedereen doorwerkte, maar hij begon te rennen. De fabriek in, heel hard rennend! Opeens hoorde hij een heel harde knal. Hij viel en hij zag zwart. Alles was ingestort, de hele fabriek. Alleen het deel waar hij stond was er nog. Hij vond een medegevangene en begon met het helpen zoeken naar gewonden die nog hulp nodig hadden. Hij vond een jongen onder het puin van de fabriek. Ze probeerden hem te helpen, maar de vlammen kwamen steeds dichterbij.  Ze moesten hem achterlaten en toezien hoe hij levend verbrandde.

Ze vluchtten het kamp uit en renden de bergen in. Ze werden daarna weer opgepakt door de Japanners. Ze dachten dat dit hun einde was, maar ze bonden ze alleen maar vast en namen ze weer mee. Ze keken nog even naar de stad Nagasaki. Ze zagen alleen nog maar puin. Ze moesten de dagen daarna alle doden van de atoombom op een stapel leggen en ze verbranden zonder enig respect. Daarna moesten ze helpen het kamp weer op te bouwen. Ongeveer drie dagen daarna vertelde de kampleider met tranen in zijn ogen dat ze zich hadden overgegeven. Iedereen was blij, sommige juichten en andere verborgen het. Toen kwamen de Amerikanen en werden ze geëvacueerd naar Manila. Daar mochten ze drie maanden bijkomen. Daarna gingen ze naar hun eigen land. Tijdens zijn verblijf in de werkkampen wilde hun eigen land, Indonesië zelfstandig worden en brak daar de onafhankelijkheidsoorlog uit. Na deze oorlog moest Nederland zich terugtrekken uit Indonesië. "             
Terug
Media
  • 624ecce_w768_whatsappimage2023030